Ga direct naar de content

Schoolplaat 21. Woning van een Regent (West-Java)

Haarlem, omstreeks 1912

Een schoolplaat met een zwart-wit foto in een wit kader "21. Woning van een Regent (West-Java)" Linksonder: "Kleynenberg & Co, Haarlem." Zicht vanuit de tuin op de regentenwoning met de open galerijen met achter de woning enkele bijgebouwen. Op het bordes voor de woning poserende personen. Bij de schoolplaten hebben een aantal hoogleraren en deskundigen uit die tijd toelichtende teksten geschreven. De toelichtende tekst bij deze afbeelding is van Prof. Dr. A.W. Nieuwenhuis: "Woning van een Regent. (West-Java). Een der gewichtigste uitingen van beschaving in eene samenleving is de vorm van behuizing in verband met het klimaat en de overige natuurlijke omgeving. In den Indischen Archipel heeft verder een gezin zich nog lang niet overal zoo uit het verband met zijne familie en zijn stam losgemaakt, dat het een eigen woning bezit. Om deze reden treft men daar nog zoovele stamwoningen (Pl. 63) aan, waarin een groot aantal, tot honderden, bij elkaar behoorende gezinnen onder een dak wonen (Dajaks, Bataks, Papoea's; tot voor kort ook de Minahassers en de Tenggereezen op Java). Daar waar de Hindoeïnvloed zich sterker heeft doen gevoelen, is dit innige stamverband opgeheven en treft men hetzij familie- (Menangkabauers, Atjehers), hetzij gezinswoningen (in de vroegere en tegenwoordige despotische rijken op de Groote Soendaeilanden bijv. op Java algemeen) aan. (Zie beschrijving pl. 23.) Wellicht in de hand gewerkt door terreinbezwaren bij het bouwen op voor een vijand moeilijk te beklimmen bergen hebben ook bij een inniger stamverband kleine woningen ingang gevonden, bijv. bij de Toradja's op Celebes. In een tropisch klimaat als dat van Indië behoeft een woning minder als bescherming tegen het klimaat te dienen dan in Europa; in eene lager staande samenleving echter meer als vesting. Wegens de eerste omstandigheid zijn de huizen der Inlanders veelal licht en dicht, om de laatste reden zijn zij veel op palen gebouwd (pl.14, 63, 66). Een tweede belangrijke oorzaak hiervoor is de moerassigheid van zoovele vestigingen in de laagvlakten, die telken jare overstroomd worden en het bouwen aan het strand en in zee. Vandaar hun voorkomen in de Segara Anakan op Java, waar men ze overigens bij de Javanen en Madoereezen niet vindt. Naast het huis op palen is de op vlotten drijvende woning aan den benedenloop der groote rivieren op Soematra en Borneo in zwang gekomen. Deze huizen worden wel in de nog met uitgestrekte bosschen bedekte bergstreken aan die stroomen gebouwd, waarbij zware, in de rivier gevallen stammen van oeverboomen als drijvers dienst doen. Als de woningen gereed zijn, drijft men er de rivier mede af en legt ze aan den oever vast. (Zie plaat 24. Sambas op West-Borneo). In een weinig beschaafde samenleving is men voor den huizenbouw op materiaal in zijne naaste omgeving aangewezen; in Indië met zijn tropischen plantengroei ontleent men het algemeen aan het plantenrijk. Waar het als op de Buitenbezittingen uit de bosschen te verkrijgen is, neemt men veelal hout, anders veel bamboo en tot matten verwerkte palmbladen als op Java. Als bijzonderheid moeten de van klei en rolsteenen opgetrokken woningen der Baliers vermeld worden. Als dakbedekking doen ook gras, palmbladen of boomschors dienst. Gelijk in zooveel opzichten heeft de invloed der Europeanen zich ook bij den woningbouw doen gelden en zijn in eenige hoofdplaatsen op Java en bij de aanzienlijke Inlanders en vreemde Oosterlingen gebakken pannen en natuursteen daarbij meer en meer in gebruik gekomen. De gemeene man begint zich zelfs hier en daar van gegalvaniseerd ijzer als dakbedekking te bedienen, wat hij op de gebouwen van zoovele cultuurondernemingen heeft leeren kennen. Het voor huizenbouw in Indië gebruikte hout onderscheidt zich nogal van het Europeesche. Onder de tallooze soorten moet in dit opzicht het ijzerhout genoemd worden. Hieronder verstaat men de vele houtsoorten, zwaarder dan water, zeer hard en duurzaam en bij gebruik al spoedig donker bruin of zwart van kleur. Zij komen door geheel Indië voor en leveren palen, vloerplanken en dakbedekking deze laatste in den vorm van dunne plankjes, die als pannen over elkaar gelegd worden. Onder de vele palmboomen die ook voor bouwmateriaal dienen, munt vooral de niboengpalm met zijn taai, veerkrachtig en duurzaam hout uit. Een prachtig bouwmateriaal wordt door de vele bamboesoorten geleverd, die in 't wild en aangeplant voorkomen. Zij verschillen in afmetingen even sterk als in hoedanigheid. De grootste worden tot dijdik en bezitten wanden tot 1 c.M. toe. Hun veel kiezelhoudend weefsel is uiterst duurzaam en ook, mits o.a. door rook beschermd, tegen insecten als boorkevertjes om witte mieren bestand. De stengels worden aangewend als gladde, rechte, sterke en zeer lichte palen; in tweeën gespleten vormen zij dakbedekking; andere dunne soorten worden opengespleten, platgeslagen en tot groote matten gevlochten als omwanding voor woningen gebruikt (zie plaat 22, 69, 93, 95). Behalve voor huizenbouw weten de Inlanders van bamboe voor tallooze doeleinden, letterlijk te veel om op te noemen, nut te trekken. Voor dakbedekking verwerkt men bladen van den nipa-, sago-, lontar-, aren- en cocospalm, verder boombladen van groote afmeting, grassoorten en boomschors. Als uiterst deugdzame bedekking dient op Soematra vooral een dak der zwarte, ten deele grove, harde vezels, die onderaan de bladstelen van den arenpalm groeien, de idjoeq (zie plaat 23). Van de dunnere vezels draait men touw en tegen het zeewater goed bestande kabels. De vorm der huizen is voor een bepaalden stam en voor een zekere streek kenschetsend en verschilt alzoo in honderdelei wijzen. Eenige van deze worden op de platen 1, 2, 22, 23, 24, 63, 64 en 79 afgebeeld en daarbij beschreven. In de nog niet door Nederlandschen invloed beschermde en geordende inlandsche samenleving woonde en woont een gezin of familie niet in een huis, ver verwijderd van andere; alleen bij uitzondering gedurende den oogsttijd op de rijstvelden. Zij vereenigden zich tot beter te verdedigen dorpen wegens de algemeen heerschende, onderlinge veeten en bijgevolg de kans op strijd en overvallingen. Deze dorpen worden of kunstmatig door omwallingen en levende (van gedoornde bamboesoorten enz.) of doode hagen, ook wel door den bouw op soms bijna ongenaakbare bergen verdedigd. Voor de bewoners zelf is dit alles met groote bezwaren verbonden (bijv. water halen, velden aanleggen enz.), zoodat een der eerste gevolgen van Nederlandsch bestuur en de daardoor geschapen veiligheid veelal bestaat in het verleggen der dorpen naar beter gelegen streken en het verwaarloozen der afsluiting, later het bouwen van open nederzettingen. De Inlanders, voor zoover ze niet tot de zeer weinige zwervende stammen als de Koeboe's op Soematra en Poenan's, Boekat's enz. op Borneo behooren, leven dus in dorpen. Deze nederzettingen kunnen bestaan uit slechts enkele kleine huizen, ook wel uit een of enkele stamhuizen van honderden meters lang, als op Borneo, N.-Guinea (pl. 63) enz.; in hooger beschaafde samenlevingen als op Java zijn het zeer talrijke woningen en haar erven, die een dorp vormen (pl. 1, 2, 22, 24) maar nergens vindt men in Indië echte steden. Batavia, Semarang, Soerabaja, Padang enz., die er op gelijken, bestaan slechts uit een aaneenschakeling van dorpen of kampongs, die alle hun eigen naam, hoofd en bestuur hebben. Bij de huizen in de dorpen staan nog de rijstschuren, verder soms primitieve gebouwtjes als stallingen voor het vee. Voor het geheel is verder een raadhuis, veelal een fraai, stevig en versierd groot gebouw aanwezig; het dient ook voor logies van vreemden en voor dat der in de huizen 's nachts niet meer toegelaten, ongetrouwde, volwassen mannen en voor de getrouwden, die niet bij hunne vrouwen ingetrokken zijn zooals onder de matriarchale Menangkabauers. In de Mohammedaansche dorpen behoort een bedehuis, voor de grootere een missigit al of niet met minaret, voor de kleinere een eenvoudiger. In Atjeh dient dit tevens tot verblijf der jonge, ongetrouwde mannen en de daklooze getrouwden. De Balineezen bouwen in hunne dorpen vele en prachtige tempels; op hunne erven is een gedeelte als huistempel afgescheiden. In de dorpen wordt veelal markt gehouden op vrije ruimten, die dikwijls van open afdaken voor de uitstallingen der verkoopers voorzien zijn. Alleen in de hooger beschaafde inlandsche dorpen, bijv. op Java en Soematra, heeft men begraafplaatsen; onder minder ontwikkelde stammen zijn zeer verschillende wijzen van begraven in gebruik (pl. 19). Hier plaatst men de dooden uit angst voor hunne rondwarende zielen op grooten afstand der nederzetting, in rotsholen enz. Waar men over open vlakten, bijv. over sawah's, het gezicht op de dorpen der Inlanders heeft, gelijken deze meer op groote bosschages dan op eene verzameling van woningen, omdat vruchtboomen, cocospalmen en bamboestoelen deze verdekken. In dicht bevolkte streken, bijv. op Java, vindt men vele van zulke boschjes schilderachtig over de vlakte verspreid liggen. Plaat 21 voert ons op het erf van de hoogst ontwikkelde klasse onder de Inlanders, op dat van een regent in de Preanger Regentschappen, West-Java. Zooals blijkt uit de pannendaken en de ijzeren steunsels der galerij heeft de Europeesche huizenbouw hier zijn invloed krachtig doen gelden. De eigenaardige bloempotten op voetstukken behooren mee op de erven der Europeanen in Indië thuis. De twee fraaie, Zuid-Amerikaansche Keizerpalmen, die het huis begrenzen, vermeerderen den zuiver inlandschen aard van dit beeld al evenmin. De inrichting, voor zoover die hier te zien is, beantwoordt echter meer aan het inlandsch gebruik hierin, dat het eigenlijke woonhuis zich als hoofdgebouw op den achtergrond bevindt en een kleiner, aan de zijden open vierkante ontvangstzaal met dubbel dak daarvoor geplaatst is. Deze op Java meestal pendoppo genoemde ruimte, voor het ontvangen van vreemden en ondergeschikten en voor het vieren van feesten, vormt een kenmerkend bestanddeel van alle residenties der grooten op Java. Bij de paleizen der Javaansche vorsten behooren pendoppo, die van binnen met snijwerk, goud, verlakt en fraaie kleuren versierd, prachtstukken van inlandsche bouwkunst uitmaken. Met marmeren vloeren, rijke kleeden, pronkzetels, fraaie lichtkronen enz. voorzien, geven zij een sprekend beeld van de waardigheid en den rijkdom der bezitters. De woningen der regenten op Java worden door het Indisch gouvernement voor hen gebouwd; vandaar hun meer Europeesch uiterlijk. Doordat de regenten veel met Europeanen verkeeren en zij dezen vaak huisvesten, zijn hunne huizen meestal meer op Europeesche wijze ingericht. In het gedeelte, meer bepaald door hen en hunne familie bewoond, vindt men naast Europeesche meubels dikwijls Javaansch huisraad, als kussens, matten, lage tafels, sirihdoozen, kwispedoors enz. Deze zijn dan echter veel kostbaarder en overvloediger dan in de woning van den gewonen inlander. Het erf van een Javaanschen groote omvat, naast het hoofdgebouw, een wisselend aantal bijgebouwen en gebouwtjes dat in verband staat met het aantal bedienden en andere personen, die daar met hunne gezinnen wonen. Bovendien staan er stallingen, rijstschuren, keukengebouw, badgebouw enz. Verschillende van deze zijn door overdekte gangen, zooals rechts op de plaat, met het hoofdgebouw verbonden."

Type
schoolplaat
Onderdeel van
Oorlog, vrede en recht, Kolonialisme
Identificatie
220313
Trefwoorden
  • woningen,
  • groepsportretten,
  • schoolplaten
Materiaal
papier
Periode
  • omstreeks 1912
Locatie
Licentie
Erfgoedcollecties zijn meestal vanuit een Westers en koloniaal perspectief tot stand gekomen.